OBL.DUUR
De functie OBL.DUUR retourneert het gewogen gemiddelde van de huidige waarde van de cashflows voor een aangenomen nominale waarde van € 100.
OBL.DUUR(stortingsdatum; vervaldatum; jaarlijkse-rente; jaarlijks-rendement; frequentie; dagen-basis)
stortingsdatum: Een datum-tijdwaarde of datumtekenreeks die de stortingsdatum aangeeft; de stortingsdatum ligt meestal een of meer dagen na de transactiedatum.
vervaldatum: Een datum-tijdwaarde of datumtekenreeks die de datum aangeeft waarop het waardepapier vervalt. vervaldatum moet later zijn dan de datum die is opgegeven als stortingsdatum.
jaarlijkse-rente: Een getalswaarde die de jaarlijkse couponrente of het nominale jaarlijkse rentepercentage van het waardepapier aangeeft aan de hand waarvan de periodieke rentebetalingen worden vastgesteld. De waarde van jaarlijkse-rente moet groter zijn dan nul en moet worden ingevoerd als een decimaal getal (bijvoorbeeld 0,08) of met een procentteken (bijvoorbeeld 8%).
jaarlijks-rendement: Een getalswaarde die het jaarlijkse rendement van het waardepapier aangeeft. De waarde voor jaarlijks-rendement moet groter zijn dan nul en moet worden ingevoerd als een decimaal getal (bijvoorbeeld 0,08) of met een procentteken (bijvoorbeeld 8%).
frequentie: Een modale waarde die het aantal couponbetalingen of periodieke rentebetalingen per jaar aangeeft.
jaarlijks (1): Eén betaling per jaar.
halfjaarlijks (2): Twee betalingen per jaar.
elk kwartaal (4): Vier betalingen per jaar.
dagen-basis: Een optionele modale waarde die het aantal dagen per maand en per jaar (dagen-basismethode) aangeeft dat voor de berekeningen wordt gebruikt.
30/360 (0 of weggelaten): 30 dagen in een maand, 360 dagen in een jaar, volgens de NASD-methode voor datums die op de 31e van een maand vallen.
werkelijk/werkelijk (1): Werkelijke dagen in elke maand, werkelijke dagen in elk jaar.
werkelijk/360 (2): Werkelijke dagen in elke maand, 360 dagen in een jaar.
werkelijk/365 (3): Werkelijke dagen in elke maand, 365 dagen in een jaar.
30E/360 (4): 30 dagen in een maand, 360 dagen in een jaar, volgens de Europese methode voor datums die op de 31e van een maand vallen.
Opmerkingen
Deze functie retourneert een waarde die de Macaulay-duur wordt genoemd. Dit is een maatstaf van de gewogen gemiddelde looptijd van cashflows, die vaak de obligatieduur wordt genoemd. Bij deze functie worden de discontofactoren berekend aan de hand van het effectieve rendement van de obligatie.
Welke valuta in deze functie wordt weergegeven, wordt bepaald door de instellingen voor 'Taal en regio' (in Systeemvoorkeuren in macOS 12 en ouder, Systeeminstellingen in macOS 13 en nieuwer en Instellingen in iOS en iPadOS).
Voorbeeld |
---|
Stel dat je overweegt hypothetisch waardepapier te kopen. De storting vindt plaats op 2 april 2010 (stortingsdatum) en de vervaldag is 31 december 2015 (vervaldatum). De couponrente is 5% (jaarlijkse-rente). Het opgegeven rendement is 5,284% (jaarlijks-rendement). Op de obligatie wordt elk kwartaal rente uitgekeerd (frequentie) op basis van werkelijke kalenderdagen (dagen-basis). =OBL.DUUR("02-04-2010"; "31-12-2015"; 0,05; 0,05284; 4; 1) retourneert ongeveer 5,02084875998691. Dit is de gewogen gemiddelde looptijd van de cashflows (de obligatieduur) in jaren. De cashflows bestaan uit de rente-uitkeringen die tijdens de duur van het waardepapier worden ontvangen en de hoofdsom die op de vervaldatum wordt ontvangen. De vervaldatum ligt ongeveer 5,75 jaar in de toekomst en de hoofdsom die op de vervaldag wordt ontvangen, is veel hoger dan de rentecashflows, zodat de duur slechts ongeveer 9 maanden korter is dan de periode tot de vervaldatum. |