gij
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik 'k |
mij me |
wij we |
ons |
2e persoon (informeel) |
jij je |
jou je |
jullie | jullie |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
2e persoon (regionaal) |
gij ge |
u | gij ge |
u |
3e persoon (mannelijk) |
hij ie |
hem 'm |
zij ze |
(dat.) hun (acc.) hen ze |
3e persoon (vrouwelijk) |
zij ze |
haar 'r, d'r | ||
3e persoon (onzijdig) |
het 't |
het 't | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- Geluid: gij (hulp, bestand)
- IPA: / ɣɛi / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χɛɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɣɛː/
- (Limburg): /ɣɛɪ̯/
- gij
- In de betekenis van ‘jullie (2e pers. mv.)’ voor het eerst aangetroffen in 901.[1]
- erfwoord: Middelnederlands ghī ‘jullie’ (2e pers. mv.) (dat./acc. u, gen. uwer, uw(e)s), uit Oudnederlands gī, ontwikkeld uit Oergermaans *jūz, bij Indo-Europees *iuH-s, waartoe ook Litouws jūs, Tsjechisch vy, Albanees ju en Sanskriet yūyám behoren.[2] Evenals Nederduits ji, Duits ihr, Saterfries jie, Engels (vero.) ye en Zweeds I. Zie ook uitleg van de gij-vorm. Doublet van jij.
- tweede persoon enkelvoud- en meervoud. In België dagelijks gebruikt maar in Nederland verouderd.
- Gij zijt hier welkom.
- Clitische vorm: ge
- (Be)zint eer gij begint
- De dorsende os zult gij niet muilbanden
iemand die voor je werkt moet je goed behandelen
- Met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden
op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden
- Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet
- Het woord gij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gij" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "gij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %