Zapfen
Uiterlijk
- Zap·fen
Zapfen m
- (techniek): tap, (conisch) uiteinde van assen, staven
- (muziekinstrument): tap, van buiskoppelingen van blaasinstrumenten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Zapfen | die Zapfen |
genitief | des Zapfens | der Zapfen |
datief | dem Zapfen | den Zapfen |
accusatief | den Zapfen | die Zapfen |