marktmacht
Uiterlijk
- Geluid: marktmacht (hulp, bestand)
- markt·macht
- samenstelling van markt zn en macht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marktmacht | marktmachten |
verkleinwoord |
- (economie) de mate waarin een deelnemer aan de markt zich onafhankelijk van de andere marktspelers kan gedragen
- ▸ De Fietsersbond, de belangenbehartiger van fietsers, verwacht niet dat Pon en Accell samen genoeg marktmacht zullen hebben om de prijzen te verhogen. "Je zou dat misschien denken, omdat ze samen in Nederland een groot marktaandeel krijgen", zegt Saskia Kluit.[1]
- ▸ Sandd-topman Ronald van de Laar is verbijsterd en zegt in De Telegraaf dat hij heeft begrepen dat de kapitaalinjectie van PostNL gekoppeld was aan het opzeggen van de overeenkomst. "Als dat klopt is er sprake van misbruik van marktmacht en een zaak voor de ACM."[2]
1. de mate waarin een deelnemer aan de markt zich onafhankelijk van de andere marktspelers kan gedragen
- Het woord marktmacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Straks één grote fietsfabrikant 'kan slecht uitpakken voor fietsenwinkel'” (11-04-2017), NOS
- ↑ Weblink bron “Bruna breekt met postbedrijven Sandd en DHL” (08-03-2017), NOS