harig
Uiterlijk
- ha·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | harig | hariger | harigst |
verbogen | harige | harigere | harigste |
partitief | harigs | harigers | - |
harig
- met haar begroeid
- Er kwam een harige borstkas naar voren toen hij zijn shirt uittrok.
- bestaande uit een kluwen van draadvormige elementen, doorgaans haren
- Er kwam een harige bende uit het doucheputje.
- [1] behaard
- Het woord harig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "harig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ harig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be