handspaak
Uiterlijk
- hand·spaak
- samenstelling van hand en spaak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handspaak | handspaken |
verkleinwoord | handspaakje | handspaakjes |
- Korte houten hefboom die werd gebruikt bij het verwerken van zware lasten, het bedienen van geschut, het draaien van spillen etc.
- Het woord 'handspaak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.