club

Nederlands

[1] logo van voetbalclub Feijenoord

clubfauteuil

[3] Vrouw met golfclub

Uitspraak

• Geluid:  club    (hulp, bestand)
• IPA: / klʏp / (1 lettergreep)
• IPA: /klɵp/

Woordafbreking

• club

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	club	clubs
verkleinwoord	clubje	clubjes

Zelfstandig naamwoord

de club v / m

1. (maatschappij) een besloten gemeenschap waarin de leden hun gemeenschappelijke belangen van niet economische aard behartigen

   • In het amateurvoetbal is het vanaf komend seizoen voor spelers voor het eerst mogelijk in de winterstop van club te wisselen. 

   ▸ Er ontstond zelfs een klein clubje dat nog maar heel weinig liep en van het ene naar het andere dorp liftte om daar dan dagenlang te hangen en te feesten, om vervolgens alleen de mooie stukken te lopen.

   ▸ Als ik niet beter zou weten, dan schaarde ik je bij de club van stiekeme sherryhappers.

Verwante begrippen

• sociëteit

Zelfstandig naamwoord

de club m

1. clubfauteuil
2. (sport) slaginstrument voor het golfspel

Synoniemen

• [2] golfclub

Hyponiemen

   

PEN-club Rotaryclub aeroclub agnostenclub amateurclub aquariumclub atletiekclub automobielclub automobilistenclub badmintonclub basketbalclub beachclub belangenclub beleggersclub beleggingsclub betaaldvoetbalclub biljartclub boekenclub boksclub borrelclub brancheclub bridgeclub businessclub buurtclub cannabisclub carnavalsclub cineclub comedyclub computerclub countryclub cricketclub damclub dansclub debatingclub derdedivisieclub discussieclub divisieclub dorpsclub droneclub droomclub duikclub duivenclub duivensportclub eerstedivisieclub eetclub eliteclub eredivisieclub ex-club familieclub fanclub fietsclub filmclub fitnessclub folkclub fotoclub fusieclub golfclub gymclub gymnastiekclub handbalclub hengelclub herenclub hobbyclub hockeyclub hondenclub honkbalclub ijsclub ijshockeyclub inkoopclub jaarclub jachtclub jazzclub jeugdclub jobclub jongensclub jongerenclub judoclub kaartclub kaartersclub kaatsclub kanoclub kegelclub kernwapenclub kinderclub kookclub koopclub korfbalclub kynologenclub leesclub lobbyclub loungeclub mannenclub midgetgolfclub milieuclub modelvliegclub motorclub muziekclub nachtclub natuurclub nightclub officiersclub operaclub paraclub parenclub persclub ponyclub poëzieclub praatclub privéclub profclub provincieclub rebellenclub rijclub rimpelclub risicoclub roeiclub rugbyclub ruiterclub ruitersclub satellietclub schaakboksclub schaakclub schaatsclub schermclub schietclub schilderclub schoolclub seksclub serviceclub skiclub sleutelclub sollicitatieclub speelclub sportclub stadionclub stripclub studentenclub studieclub superclub supperclub supportersclub surfclub swingerclub tafeltennisclub tennisclub thuisclub toneelclub topclub tuinclub turnclub tweededivisieclub uitclub veteranenvoetbalclub visclub voetbalclub volksclub volleybalclub vriendenclub vriendinnenclub vrouwenclub wandelclub werkgeversclub wielerclub zaalvoetbalclub zakenclub zaterdagclub zeilclub zondagclub zweefclub zweefvliegclub zwemclub

Afgeleide begrippen

   

clubachtig clubarts clubavond clubbelang clubbestuur clubbestuurder clubblad clubcard clubcircuit clubcoach clubcompetitie clubcultuur clubdag clubdas clubeigenaar clubembleem clubfauteuil clubgebonden clubgebouw clubgeest clubgenoot clubgeschiedenis clubgevoel clubhistorie clubhit clubhouse clubhuis clubicoon clubkaart clubkampioen clubkampioenschap clubkas clubkleur clubkostuum clubleider clubleiding clubleven clublid clublied clubliefde clublokaal clubman clubmanager clubmensen clubnaam clubnieuws clubniveau clubpas clubpresident clubprofessional clubrecord clubrit clubsandwich clubscene clubshirt clubsjaal clubspeler clubsponsor clubteam clubtenue clubtopscorer clubtour clubtrainer clubtrance clubtrui clubverband clubverplichting clubvliegtuig clubvoetbal clubvolleybal clubvoorzitter clubwedstrijd clubzetel

Vertalingen

    1. besloten gemeenschap   

Afrikaans: klub (af) Duits: Klub (de) m Engels: club (en), society (en) Frans: club (fr) m Italiaans: club (it) m, società (it) v, associazione (it) v, circolo (it) m

Portugees: clube (pt) m Russisch: клуб (ru) m Spaans: club (es) m Zweeds: klubb (sv) g

    2. gemakkelijke stoel   

Afrikaans: gemakstoel (af) Duits: Klubsessel (de) m Engels: club chair (en), armchair (en) Frans: fauteuil club (fr) m

Portugees: clube (pt) m Russisch: мяткое кресло (ru) o Spaans: butaca (es) v, sillón (es) m Zweeds: klubbfåtölj (sv) g

    3. golfstok   

Afrikaans: gholfstok (af) Duits: Golfschläger (de) m Engels: club (en), golf club (en) Frans: club (fr) m, crosse (fr) v, crosse de golf (fr) v Italiaans: mazza (it) v, mazza da golf (it) v, bastone da golf (it) m

Perzisch: چوب‌های گلف (fa) Portugees: clube (pt) m Russisch: клюшка (ru) v Spaans: palo (es) m, palo de golf (es) m, club (es) m Zweeds: klubba (sv) g

Werkwoord

vervoeging van
clubben

club

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clubben
   

   • Ik club. 

2. gebiedende wijs van clubben
   

   • Club! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clubben
   

   • Club je? 

Gangbaarheid

• Het woord club staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "club" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

•  Audio (US)    (hulp, bestand)

vervoeging
onbepaalde wijs	to  club
he/she/it	clubs
verleden tijd	clubbed
voltooid deelwoord	clubbed
onvoltooid deelwoord	clubbing
gebiedende wijs	club

Werkwoord

club

1. overgankelijk knuppelen, neerknuppelen, neerslaan (met een knuppel e.d.)
2. onovergankelijk zich verenigen, clubben
3. onovergankelijk iets bijdragen

enkelvoud	meervoud
club	clubs

Zelfstandig naamwoord

club

1. (maatschappij) club [1], vereniging
2. knuppel
3. (sport) golfclub [2], golfstok